Oswaldo krijgt pretlichtjes in zijn ogen als hij vertelt over de capriolen van zijn koffiebonen. Hij loods ons behendig langs de gigantische, lege bassins, die zich in het najaar zullen vullen met duizenden kilos rode en gele bessen. Met brede armbewegingen illustreert hij de reis van de bonen langs meterslange roetjsbanen, kanaaltjes, trieerbakken, warmeluchtbuizen en droogtrommels. We staan in het koffieverwerkingsfabriekje van Nueva Alianza, een kleine gemeenschap in het Zuidwesten van Guatemala. De metalen ingewanden van het houten schuurtje, een spinneweb van metalen armen, kettingen, schachten en buizen, lijken wel een tropisch pretpark. Een hete bries waait de geur van eucalyptus tussen de gebinten. Iets verder zucht de vulkaan Santa Maria tegen de hemel aan en zegent de gemeenschap met haar dagelijkse laagje grijze as. Alles ademt geschiedenis en anticipatie. De houtblokken voor de oven wachten geduldig op het gehak van de machetes, de bassins zijn oogverblindend wit gekalkt, de trieerbakken net geverfd. Oswaldo wekt hun stille getuigenis tot leven. Ik voel het zweet van de houthakkers die de oven vullen, zie de plukkers hun zware zakken met verse bonen binnenzeulen, hoor het gepomp van de machines.
Oswaldo heeft alle redenen om trots te zijn. Nueva Alianza heeft er niet altijd zo uitgezien. Dit geoliede bedrijf is het resultaat van een jarenlange strijd en collectieve inzet van zijn gemeenschap. De veertig families die dit bedrijf runnen hebben lang in zwarte ellende geleefd. Toen eind jaren negentig de koffieprijzen kelderden, liet de grootgrondbezitter die de Finca tot dan toe had geleid, hen in de steek. Ze bleven voor de eigenaar werken onder valse beloftes, in de hoop dat ze ooit de 18 maanden achterstallig loon zouden krijgen. Toen de eigenaar het bedrijf op naam van zijn vrouw schreef en het faillissement aanvroeg, zagen de arbeiders hun hoop op betaling in rook opgaan. Er zat voor de jonge mannen in de gemeenschap niets anders op dan op zoek te gaan naar ander werk, maar omdat veel Fincas overkop waren gegaan en de eigenaars noch de overheid zich iets aantrok van de slachtoffers van de crisis, tuimelden ze in donkere armoede. Ze overleefden van planten uit het woud en van de giften die ze afbedelden van naburige gemeenschappen. Het weinige eten dat ze zo verzamelden werd verdeeld onder de kinderen. De volwassen aten als er daarna nog over was. Sommigen stierven van uitputting en gebrek aan voedsel. Hoewel de situatie uitzichtloos leek, bleven de families nauw contact houden met elkaar en droomden ze een oplossing. De families leefden al drie generaties lang samen op de Finca en hadden elkaar nodig om te overleven. Ze beslisten om zich te organiseren om hun rechten op te eisen.
Oswaldo en enkele anderen richtten de Comunidad Nueva Alianza op en zochten steun bij twee vakbonden. Hun gesprekspartner, een Panamese bank die ondertussen eigenaar geworden was van het bedrijf, voelde de hete nek van de militante groep van ex-guerillero´s die actief waren bij de vakbonden. Na lang aandringen kregen de families de toestemming om op het bedrijf te werken. Veel ademruimte kregen ze echter niet. Het bedrijf moest 1 miljoen Quetzales (100.000 Euro) schulden ophoesten, bovenop de 1 miljoen achterstallige lonen, waarover de bank niets wou horen. Ook investeren om het bedrijf terug nieuw leven in te blazen was onbespreekbaar. Het enige wat de bank wilde toegeven, was dat ze gratis het bedrijf mochten bewerken, zodat ze de schuld konden terugbetalen. Toen de broer van de eigenaar hoorde dat de families dit van plan waren, haastte hij zich om zelf, met externe werknemers, het bedrijf terug op gang te trekken.
De families beslisten dit niet over hun kant te laten gaan en zochten naar een drukkingsmiddel om hun loon toch te kunnen opeisen. Ze beslisten een inval te doen en de eigenaar te gijzelen. Maar de eigenaar kreeg lucht van de plannen en koos midden in de nacht het hazepad. Toen de families aankwamen, vonden ze het bedrijf leeg. Ze legden zich te slapen op het betonnen terras naast de wasplaats en beslisten nooit meer weg te gaan. De doodsbedreigingen van de eigenaar en de politie konden hen niet van hun plan afbrengen. ´Als het een oorlog zou worden, dan waren we er klaar voor´, vertelt de glimlachende Oswaldo. ´We hadden geen andere keuze dan doorvechten. We wilden het bedrijf terug op gang trekken tot we er van konden leven.´ Gelukkig bleven ze gespaard van het bloedvergieten dat veel van hun lotgenoten ondergingen.
De Finca was ondertussen al 6 jaar aan haar lot overgelaten en de gewassen waren volledig overwoekerd. Ze werkten anderhalf jaar zonder inkomen en overleefden van giften en planten uit de bergen. Na de eerste verkoop van de koffie konden ze de werknemers elk 5 Quetzal per dag uitbetalen (0.50 Euro), daarna geleidelijk meer en meer, tot de huidige dagprijs van ongeveer 25 Quetzal (2.5 Euro). Dit inkomen is de trots van de gemeenschap, hoewel nog altijd een absurd lage beloning voor het zware werk. Maar het collectief Comunidad Nueva Alianza gelooft in haar project en wil de schulden afbetalen in 6 jaar. Nadat de schulden zijn afbetaald, kunnen de lonen worden opgetrokken. Om niet afhankelijk te blijven van de altijd schommelende koffieprijzen, startten ze ondertussen de teelt van Macadamia noten en drinkbaar water. Met steun van de VN is een waterkrachtcentrale gebouwd, die er, samen met een generator, zonnecellen en methaanproductie eenheid voor zorgen dat het bedrijf de dag rond kan produceren.
Het vroegere huis van de eigenaar is omgetoverd tot een hotel voor ecotoeristen en internationale vrijwilligers, die hier af en toe een tijdje meedraaien. Oswaldo ontvangt hen met een nooit aflatend enthousiasme. Hij lijkt onvermoeibaar. Om zes uur ´s morgens opent hij zijn kantoortje op het binnenplein en verlaat het pas als de zon onder is. Het bedrijf heeft nog een paar serieuse uitdagingen voor de boeg. Er moeten machines worden gekocht om de koffie te verwerken. De oude machines die er nu zijn kunnen alleen de eerste twee bewerkingen van de koffie aan, waardoor Nueva Alianza alleen ruwe producten kan verkopen. En daarnaast moet er een buitenlandse Fair Trade afnemer worden gevonden. Ondanks het feit dat er al tien jaar geen pesticiden zijn gebruikt, heeft de koffie nog geen biolabel. De procedures hiervoor zijn zwaar en de kosten veel te hoog. De macadamianoten en de biokoffie worden wel via informele netwerken (www.cafeconciencia.org) verkocht aan internationale vrijwilligers en ecotoeristen. Van de binnenlandse markt moeten ze het niet echt hebben. Een pakje koffie kost 30Q, wat voor de gemiddelde campesino, omgerekend naar ons inkomen per dag, 150 E voor een pak koffie zou zijn. Dit leidt tot de vreemde situatie dat hier wel veel koffie wordt geproduceerd, maar dat er nauwelijk koffie wordt gedronken. En als er al koffie wordt gedronken, dan is dat eerder bruin heet water, die ons bakje Expresso verheft tot pure XTC. Hopelijk kan Nueva Alianza een Fair Trade Netwerk overtuigen haar producten te verspreiden, want het zwarte goud van Nueva Alianza is met liefde en in solidariteit gekweekt. Het extra aroma dat de naïevelingen onder ons de kracht geeft om door te gaan!